Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen vraagde ik haar, en zeide: Wiens dochter zijt gij? En zij zeide: De dochter van Bethuel, den zoon van Nahor, welken Milka hem gebaard heeft. Zo legde ik het voorhoofdsiersel [54]op haar aangezicht, en de armringen aan haar handen; 54. Of, op haar neus, zodat het van het voorhoofd nederwaarts hing op den neus.